Site "La Mémé"
Inleiding van de procedure tot plaatsing op de bewaarlijst als landschap van het geheel, gevormd door de gebouwen La Mémé, La Mairie en de school Chapelle-aux-Champs, het universiteitsrestaurant, het oecumenische gebouw, het metrostation en de Almawandeling, de patio en het kleine restaurant, evenals hun omgeving, in Sint-Lambrechts-Woluwe RB van 15.11.2018
De site 'La Mémé' werd gebouwd tussen 1970 en 1976 volgens de plannen van het architectenbureau Simone en Lucien Kroll, als uitbreiding van de campus van de Université Catholique de Louvain (UCL) in Sint-Lambrechts-Woluwe. Hij omvat verschillende ruimten: tuinen, paden en wandelbruggetjes, en het Maison Médicale ('La Mémé'), La Mairie, de school Chapelle-aux-champs, het universiteitsrestaurant en het oecumenische gebouw. Van 1979 tot 1982 verwezenlijkt het bureau Kroll ook het metrostation Alma en zijn omgeving, de Almawandeling, de patio en het kleine restaurant. Het is als een stuk stad binnen de vrijwaringsmaatregel voor het behoud van het opmerkelijke erfgoed met internationale faam.
Het avontuur van La Mémé begint vlak na de betogingen van mei 1968, wanneer de jongeren zich bewust worden van hun politieke en sociale verantwoordelijkheid. De studenten van de Geneeskundefaculteit verwerpen het bouwproject van een 'sociale zone' dat de campusautoriteit voorstelt, en slagen erin hen de ontwerper op te leggen: het atelier Kroll.
Het atelier Kroll bevindt zich op dat moment aan de rand van de moderniteit. Het formuleert een architecturaal alternatief in de lijn van de studenteneisen. Hun voorstel steunt op de dynamische participatie van de studenten bij de uitwerking van het project. Ze nemen de ideeën en de keuze van de studenten in aanmerking. Deze aanpak gebeurt via een alledaagse architecturale taal, via het gebruik van eenvoudige en traditionele materialen. Voor dit programma van bijna 4 ha (op velden tussen de universiteitscampus en de tuinwijk Kapelleveld) gaat het atelier Kroll te rade bij landschapsarchitect Louis Le Roy voor de aanleg van de site die volledig een voetgangerszone is. De aanleg respecteert het evolutieve karakter en de complexiteit van de exosystemen, geeft voorrang aan de inheemse boomsoorten en verloopt met de participatie van studenten, omwonenden en ook metsers, die de organische continuïteit tussen de bodem (magma), de aanplangingen en de architectuur moeten benadrukken.
La Mémé (Maison Médicale: handelszaken en vergaderzalen op de benedenverdieping, studentenwoningen op de verdiepingen) is het eerste gebouw dat opgetrokken werd: muren in doorgaande bindsteen met gevelbekleding in halve baksteen, bovenste deel van de muren en daken in Eternit, raamwerk in dennehout, waarmee de kosten tot het minimum beperkt blijven. Het resultaat is evenwel buitengewoon. De gevels van La Mémé onwaarschijnlijk ongeordend. Het geheel van de individuele keuzes van de studenten zet aan tot eerbied voor ieders verscheidenheid en is poëtisch, zoals bv. de achtergevels die men vanaf de trein kan zien voorbijtrekken. De ecologie is overal aanwezig, de materialen zijn duurzaam en/of kunnen zonder veel kosten vervangen worden, want de meeste zijn prefab. Het is het gebouw waarvoor de inspraak en de flexibiliteit in de plannen tot het uiterste doorgedreven werden. Om de verwachtingen van de studenten in te lossen en de conditionering te vermijden waartoe een regelmatige structuur had kunnen leiden, stelt het atelier Kroll tweevloerplaten voor met een extra dikte (maar waarin kartonrollen verwerkt werden om het gewicht te beperken), zonder zichtbare balken, zodat lukraak zuilen geplaatst kunnen worden en de tussenwanden vlot verplaatst kunnen worden - ook de vensters dienen moduleerbaar en onderling inwisselbaar te zijn.
De toenmalige studenten hebben hun woningen onder het dak zelf getekend en een daktuin aangelegd, met een binnenstraat en grote plantenbakken waarin ze groenten en kruiden kweken.
De tussenwanden op de hoogste bouwlaag van La Mémé zijn verplaatsbaar. De leien op de ruimten onder het dak - die men 'schuren' noemt - lijken hier en daar tijdens een recente storm weggewaaid te zijn en werden vervangen door ruiten, wat het geheel een aanblik geeft van een ruïne in opbouw. Totaal tegengesteld aan deze heterocliete constructie-elementen is de volledig beglaasde gevel van het zogenaamde geheel Le Fachiste, dat zich in hetzelfde complex bevindt, maar op basis van een regelmatige structuur. De strakke uitdrukking van de gordijngevel weerspiegelt de enige woningen die aanvankelijk als niet-verbouwbaar ontworpen werden.
De noord- en zuidgevels zijn zo goed als blind en de grote zijgevels zijn gedeeltelijk met uiteenlopende soorten natuurleien bekleed. Een kleine constructie in metselwerk dat tegen de zuidmuur leunt herbergt een restaurant dat op de Almawandeling uitkijkt.
Dit werk heeft andere kunstenaars geïnspireerd. Denken we bv. aan het beroemde Hundertwasserhaus in Wenen (1983-1986) van de Oostenrijker Hundertwasser. De participatieve aanpak die individuele behoeften in aanmerking neemt, wordt vandaag toegepast in talrijke collectieve woonprojecten.
La Mémé wordt van bij het begin enthousiast onthaald door de internationale pers, als een manifest voor de participatieve architectuur die voortkwam uit de studentenopstand van mei 1968. Haar aanblik van een 'intelligente ruïne' tegenover de universitaire ziekenhuizen heeft een provocerend effect.
La Mairie herbergt administratieve ruimten, handelszaken, een school en 6 à 7 bouwlagen met woningen. Lucien Kroll plaatst zuilen waar funderingspalen voorzien waren, net als bij La Mémé, en hij graaft grond af, waardoor hij de bijkomende bouwlagen 'uitvindt', bestemd voor de inrichting van een school die geen deel uitmaakte van het programma. De lokalen worden natuurlijk verlicht dankzij de helling van het terrein en van de Engelse koeren. Tien jaar later wordt de plek waar de school Chapelle-aux-Champs staat, met de hulp van de leerlingen verbouwd om bepaalde ruimten ten koste van andere te kunnen uitbreiden en om twee extra klassen in te richten.
Typisch voor La Mairie is de manier waarop de oostelijke en de westelijke gevels aangepakt werden, nl. met grote vlakken die verspringen ten opzichte van elkaar, wat monumentale diagonalen in het landschap creëert. Deze gevels, die vooral met Eternit-leien bekleed zijn, gaan in noordelijke richting over in strenge gemetste massieven in baksteen en 'wilde' steenblokken, geïntegreerd als orgnaisch in de bodem verankerde steunberen. Het gebouw eindigt in een trapsgewijze opstellen van opeenvolgende terrassen, waarvan het laatste verbonden is met de vloerplaat op de metro en met de Almawandeling. Op de zuidwestelijke hoek biedt een groot terras ter hoogte van deze vloerplaat toegang tot het restaurant.
Het Universiteitsrestaurant is een U-vormig gebouw met een centrale glaskoepel. Het restaurant moest aanvankelijk plaats bieden aan 750 personen, maar deze eetfabriek werd door de studenten verworpen, zodat er in het gebouw ten slotte ook vergader- en studiezalen ingericht werden. Het licht verscholen achter een groen scherm en visueel van de ziekenhuiscampus afgescheiden door een hiertoe aangelegd bebost heuveltje. Aan de lager gelegen kant sluit het via in elkaar grijpende volumes aan op La Mémé. Een deel van de daken werd aangelegd als terras, waar in de zomer tafeltjes kunnen staan. De gevels werden zoals die van La Mémé uitgevoerd, gedeeltelijk in metselwerk (vooral de gevels aan de buitenkant van de sociale zone), met lichte panelen en gekleurd raamwerk.
Het oecumenische gebouw werd gedeeltelijk op de metrolijn gebouwd. Er zijn vergaderzalen, een kapel, een kleine toneelzaal en studentenwoningen. De inkom is als een glazen barst in het gebouw. De trapsgewijs geplaatste glazen daken vormen over de hele hoogte van het gebouw een inspringende, overdekte ruimte die de traphal en een vrije ruimte op natuurlijke wijze verlicht. De westelijke en de zuidelijke gevel zijn trapsgewijs met terrassen opgetrokken. De aanblik van de vooral uit baksteen bestaande oostelijke gevel is strenger en heeft kleinere openingen.
De inkom is als een glazen barst in het gebouw. De trapsgewijs geplaatste glazen daken vormen over de hele hoogte van het gebouw een inspringende, overdekte ruimte die de traphal en een vrije ruimte op natuurlijke wijze verlicht. Zij voert naar de verschillende zalen van het centrum. De koepels vooraan laten licht binnenstromen in het metrostation.
Enkele monumentale, meerkleurige constructies bij de ingang zijn ware metselkunstwerken. Ze beelden Fons, de meester-metselaar van de werf, en zijn echtgenote Maria uit.
Het metrostation ligt als het ware in een kleine vallei. Een gelijkvloers pleintje is aan de straatkant open en komt ook uit op een openbaar plein aan de voet van de oostelijk gelegen La Mairie. Het station werd ontworpen als een organische creatie, een ode aan Antonio Gaudi. In de oostelijke en de westelijke gevel wisselen metselwerk, metaal en glas elkaar af. Het betonnen plafond van het station is samengesteld uit een veelheid van in de specie gekleurde betonnen facetkoepels, die het takwerk oproepen van bomen. Het plafond steunt op zuilen die de aanblik hebben van met cementschors beklede stammen (afgietsels van een boom uit de Ardennen). Onregelmatig geplaatste paddestoelzuilen vlakbij echte bomen dragen de Almawandeling, die over het station heen loopt. Lichtschachten in de vorm van kleine, veelhoekige kiosken ter hoogte van de Wandeling, laten natuurlijk licht binnenstromen in de centrale delen van het station.
De Almawandeling is een bochtig pad op hoogte, met begroening, grasbermen en niveauverschillen, dat de verschillende gebouwen onderling verbindt van La Mémé via La Mairie en Le Patio tot het oecumenisch centrum. Op de campus kun je dus niet verloren lopen! De Almawandeling brengt je overal.